06 24 59 44 23 info@g1000.nu

Common ground zonder common language?

door | jun 12, 2025 | Nieuws

De dialoog is de kern van het burgerberaad. Door met elkaar te spreken en naar elkaar te luisteren komen deelnemers erachter wat ze gemeenschappelijk hebben, in het Engels heet dat zo mooi common ground.

Voorwaarde voor een betekenisvolle dialoog is natuurlijk wel dat je elkaar goed kunt verstaan. Dat gaat heel makkelijk als iedereen dezelfde taal spreekt. Maar onze gemeenschappen zijn divers en er bestaat bijna geen plek waar echt iedereen Nederlands spreekt en verstaat. Dus, als je wilt dat de hele gemeenschap kan meepraten in het burgerberaad, dan houd je rekening met inwoners die alleen in andere talen kunnen communiceren. Dat dat op allerlei manieren kan, zien we op dit moment in G1000 burgerberaden.

Scholieren helpen met vertalen in Nieuwegein

Het burgerberaad in Nieuwegein is daar een mooi voorbeeld van. Nieuwegein heeft een diverse gemeenschap waarin naast Nederlands ook bijvoorbeeld Turks en Arabisch wordt gesproken. En Engels. Met hulp van de gemeente zorgden we dat de informatie over het burgerberaad in meerdere talen beschikbaar was. Bovendien konden inwoners bij hun aanmelding aangeven of ze vertaling nodig hadden van Nederlands naar een andere taal om goed te kunnen meedoen. Met deelnemers die waren ingeloot om mee te doen maakten we daar afspraken over: ze konden zelf iemand meenemen om tijdens de dialoog te vertalen tussen hun eigen taal en Nederlands, of de gemeente vragen om een tolk te verzorgen. De meeste mensen kiezen dan om een kennis of familielid mee te nemen, speciaal voor het vertalen. Toch waren er ook deelnemers voor wie dat geen optie was. Om het voor alle deelnemers mogelijk te maken om met iedereen in dialoog te kunnen, hebben we Nieuwegeinse scholieren geworven en getraind voor de vertaling Engels-Nederlands. Bij de bijeenkomsten sloten zij aan bij de tafels waar verschillende talen werden gesproken, om de dialoog voor iedereen begrijpelijk te maken.

Het werkte prima. Deelnemers maakten goed gebruik van de vertalende scholieren en de meesten waren blij dat ze op deze manier hulp kregen bij hun gesprekken. Een enkeling vond het belangrijk om een hoger tempo te kunnen hanteren in het groepswerk, en koos ervoor om bij een groep aan te sluiten waar in één taal werd gewerkt, zonder vertalers. We kregen daarnaast van een paar deelnemers te horen dat ze óók meededen aan het beraad om hun Nederlands te oefenen, en dus liever zonder vertaalhulp wilden werken. Uiteindelijk gaat het in een G1000-beraad altijd om de deelnemers, dus als ze in een groep samen besloten om liever zonder vertalers te werken, dan gebeurde dat.

Inwonersberaad in veeltalig Wageningen

Terwijl we in Nieuwegein richting de afronding van het burgerberaad gingen, begon het inwonersberaad in Wageningen. Als kleine stad met een grote universiteit is Wageningen een heel bijzondere gemeenschap met relatief heel veel mensen voor wie Nederlands niet de eerste taal is. Om het inwonersberaad daar echt inclusief te maken was er next level aandacht voor de taal nodig. In de praktijk betekende dat vooral dat alle informatie, behalve in het Nederlands, ook in het Engels beschikbaar moest zijn. Bovendien moesten de deelnemers in de bijeenkomsten in beide talen volwaardig mee kunnen doen. Samen met de gemeente hebben we daar een aanpak voor bepaald.

 Om te beginnen hebben we alle communicatie – de uitnodigingsbrieven, de website, het aanmeldformulier, e-mails aan deelnemers – tweetalig gemaakt. Wel maken we duidelijk dat voor het inwonersberaad Nederlands de hoofdtaal is. Ongeveer 80 procent van de Wageningse gemeenschap (en dus van de deelnemers) kan Nederlands verstaan en spreken – en voor veel van die mensen is Nederlands de moedertaal. De kunst is dus om daarnaast tegemoet te komen aan wat de ‘internationale’ deelnemers nodig hebben om volwaardig mee te doen aan de dialogen. Daarvoor hebben we inspiratie geput uit onze ervaringen in Nieuwegein en opnieuw binnen de gemeenschap enthousiaste mensen gezocht die goed kunnen vertalen tussen Nederlands en Engels.

Bij de Burgertop hadden we een heel elftal op de been, vertalers die op verzoek van deelnemers konden aansluiten bij gesprekken. Maar we wilden ook ruimte geven aan deelnemers om zonder tussenkomst van vertalers in dialoog te gaan in hun groepjes van vier. Met behulp van vlaggetjes hebben we daarvoor de tafels in drie soorten verdeeld:

  • Ongeveer 20 tafels waar Nederlands gesproken wordt
  • Ongeveer 5 tafels waar Engels gesproken wordt
  • Ongeveer 5 tafels waar een vertaler het gesprek ondersteunt.

 Deelnemers konden zelf kiezen waar ze gingen zitten. Bij wisselingen moedigde de moderator mensen aan om af en toe een ander type tafel te kiezen. Dat was toch nodig, omdat het als deelnemer wel makkelijk is om steeds de comfortabelste optie te kiezen. Maar ja, het draait in een burgerberaad wel om uitwisseling tussen iedereen in de zaal en met de hulp van vertalers was dat ook goed mogelijk.

Er werd uiteindelijk bij de Wageningse Top maar mondjesmaat gebruik gemaakt van het vertaalteam. Het bleek dat deelnemers het soms fijner of makkelijker vonden om zelf voor elkaar te vertalen. Zo gaat het waarschijnlijk in het dagelijks leven ook in Wageningen. Veel groepen schreven de uitwerking van hun ideeën meteen in beide talen op hun flappen. Kwam een groep daar niet aan toe, dan sprongen de vertalers in actie en voegden ze post-its toe aan de flappen waarop de belangrijkste punten waren vertaald. Zo konden alle deelnemers zelfstandig meedoen aan de peiling aan het einde van de top. Ook in het vervolg van het inwonersberaad kunnen de deelnemers steeds rekenen op vertaling wanneer ze die nodig hebben.

 Assembly aan de Vrije Universiteit

Weer anders is het bij de Sustainability University Assembly die wij begeleiden bij de VU. Zoals de naam van het beraad al doet vermoeden, is Engels hier juist de hoofdtaal. De bijeenkomsten en belangrijkste procesonderdelen hebben alleen een Engelse naam gekregen, zodat daar geen verwarring over ontstaat. Tegelijkertijd is de VU ook ‘gewoon’ een Nederlandse universiteit waar een meerderheid van studenten en medewerkers Nederlands als moedertaal heeft. Belangrijk daarom, om het ook mogelijk te maken voor deelnemers om in het Nederlands mee te doen. Dat had behoorlijke consequenties voor het programma en de organisatie, en dwong ons om nog verder na te denken over een tweetalig beraad.

Een belangrijk aspect is de moderatie van de bijeenkomsten. We zijn daarvoor, anders dan we gewend zijn, gestart met een team van twee moderatoren, waarvan er één Engels spreekt en de ander Nederlands. Presentatieslides werden parallel in beide talen getoond. De volgende uitdaging was het verwerken van de input van deelnemers. Bij G1000-beraden verzamelen we de terugkoppeling van deelnemers in een grote woordwolk en gebruiken we die om samen met de zaal de agenda voor het beraad te bepalen. De functionaliteit van de woordwolk is afhankelijk van taal: woorden die meermaals worden ‘ingestuurd’ verschijnen groter op het scherm. De woordwolk is helaas (nog) niet slim genoeg om woorden uit verschillende talen te combineren. We hebben de zaal gevraagd hun woorden zo veel mogelijk in het Engels in te sturen. Ons team heeft daarvan vervolgens razendsnel een Nederlandse woordwolk gemaakt. Beide woordwolken brachten we vervolgens op de schermen, zodat we op een voor iedereen begrijpelijke manier samen de onderwerpen konden kiezen om mee verder te werken.

Althans, zo hadden wij het aan de tekentafel bedacht. In de praktijk bleek dat de zaal het maar verwarrend vond om woordwolken in verschillende talen op het scherm te hebben. Uiteindelijk zijn ze nooit 100 procent identiek. Op verzoek van de zaal zijn we dus met de Engelstalige woordwolk verdergegaan. Het bleek dat dit voor niemand bezwaarlijk was. Dat was vooraf lastig in te schatten. Wel maakte het onze taak een stuk eenvoudiger, en die van de deelnemers waarschijnlijk ook.

Het verzoek over de woordwolk bleek uiteindelijk zelfs een opmaat voor een besluit over de werktaal van de Assembly: de deelnemers kwamen overeen om uitsluitend in het Engels verder te werken. Maar ook als dat niet was gebeurd, weten we uit ervaring dat deelnemers aan beraden veel samenredzamer zijn dan menigeen verwacht. Zoals de deelnemers in Nieuwegein en Wageningen ons al lieten zien, zit er altijd wel iemand klaar om een ander te helpen met een taalhobbel. De basisgedachte van de G1000-benadering is ‘deelnemer, leid jezelf’; die zou je kunnen uitbreiden met ‘deelnemers, help elkaar’. Niet dat we ze dat hoeven vertellen, overigens, de dialoog zorgt vanaf het eerste moment voor gezamenlijkheid. Common ground, dus. Die vinden deelnemers ook als er geen common language is.