De Universiteit van Tilburg heeft in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken onderzoek gedaan naar vormen van democratische vernieuwing waarbij sprake is van E-democracy onder de titel “Digitale Empowerment van de Demos”. Er staat een uitvoerige beschrijving in van de G1000. In navolging van Graham Smith’ “Democratic Innovations” zijn zij daarbij uitgegaan van de volgende criteria:
Gewenste toegang, selectie en insluiting – Hierbij gaat het om de vraag of burgers die willen en kunnen participeren even goed als ieder ander kunnen deelnemen en bijdragen aan de e-democracy innovatie, en dus ook om de vraag hoe het design de insluiting en selectie van participanten beïnvloedt. Het is van belang om te onderzoeken op welke manier het elektronische medium toegang, selectie en insluiting stuurt, en meer in het 16 bijzonder bevorderd of belemmerd. Daarbij is het ook van belang om de vraag te stellen hoe door middel van gebruikte het elektronische medium bruggen kunnen worden geslagen naar en tussen burgers, al dan niet met nieuwe vormen van communicatie (bv. beeld). Zorgt het design er uiteindelijk voor dat andere mensen meedoen dan de ‘usual suspects’ in burgerparticipatietrajecten.
Reële invloed op publieke agenda- en besluitvorming – Hierbij is het punt aan de orde of de demos, via de e-democracy innovatie, effectief invloed kan uitoefenen op de items die op de publieke agenda komen (Bachrach en Baratz, 1962), alsook op de conclusies die uiteindelijk worden getrokken ten aanzien van zaken van publiek belang.
Inventieve verbinding van deliberatie en aggregatie – Hierbij is het de vraag of de edemocracy innovatie niet alleen verandering brengt maar ook daadwerkelijk inventief is in het leggen van nieuwe, creatieve verbindingen tussen deliberatie en aggregatie (vergelijk, Hendriks, 2010), en waar dit dan uit blijkt. Behalve om efficiency gaat het hier ook en vooral om scheppend vermogen.
Publieke waardering en (mede)eigenaarschap – Hierbij vragen we ons af of de edemocracy innovatie bijdraagt aan de democratische grondgedachte dat burgers (mede-) eigenaar van het bestuur zijn en als zodanig ook iets mogen en zullen verwachten van het procesverloop en de -uitkomsten: o.m. eigen inzet en toegevoegde waarde.
Ingebouwde overdraagbaarheid – Hierbij gaat het om de onvermijdelijke contextbepaaldheid van e-democracy innovatie, en om de vraag of er desondanks elementen zijn ingebouwd die aanpassing aan andere contexten – in het bijzonder die van de Nederlandse democratie – mogelijk maken.
Transparantie en verantwoording. Het gaat hierbij om de wijze waarop het voor toeschouwers en participanten helder is hoe processen verlopen en dat de individuen en/of organisaties die processen aansturen of faciliteren verantwoording afleggen over de 17 manier waarop meningsvorming, uitwisseling en beslissingen tot stand komen. Terwijl van sommige processen slechts de uitkomsten zichtbaar worden gemaakt, kan transparantie in e-democracy ook zo ver gaan dat duidelijk wordt welke bewerkingen er door wie zijn gedaan.
Ten aanzien van de onderzochte cases in onder anderen Melbourne, Berlijn, Brazilië, IJsland en Nederland komen de onderzoekers tot de volgende conclusies:
Het hele onderzoek kunt u hier downloaden.